Zorg- en Veiligheidshuis buigt zich over mogelijke radicalisering
Kaarten van Schiphol, een vliegbrevet en islamitische kleding zoals een djellaba: zijn dit signalen van een mogelijk geradicaliseerd persoon met extremistische gedachten? Het Zorg- en Veiligheidshuis probeert hier antwoord op te vinden, in samenwerking met de politie, het Openbaar Ministerie en andere partners. Eén keer in de drie weken komen zij samen om signalen van mogelijke radicalisering te bespreken en te duiden.
Signalen onderzoeken
De signalen in de inleiding zijn echt door de politie gevonden bij een man in huis. De politie mocht zijn huis doorzoeken op basis van een melding van een strafbaar feit. De gevonden objecten riepen, in combinatie met elkaar, bij de politie vragen op. Na bespreking met het Zorg- en Veiligheidshuis werd deze man verder onderzocht: heeft hij contacten met anderen in het circuit van extremisten? Is hij moslim? Zo ja, welke stroming? En: kunnen we een gesprek aangaan met hem? Het bleek dat zijn brevet voor drones was en op Schiphol had de man lessen hiervoor. Ook de overige vragen konden worden beantwoord. Loos alarm.
Radicale ideeën
Een ander voorbeeld: een jongen had bij de politie en reclassering aangegeven dat alle mensen met blauwe ogen moslimhaters zijn. Daarnaast hij uitgesproken ideeën wat er met hen zou moeten gebeuren. Een behoorlijk radicaal idee. Met wat voor jongen hebben we hier te maken? Hij is een uitgeprocedeerde vreemdeling, dus hij heeft bijvoorbeeld geen recht meer op een uitkering. Ook is hij verstandelijk beperkt. Hij geeft aan dat hij moslim is, maar zo gedraagt hij zich niet: hij rookt bijvoorbeeld. Ook gaat hij niet naar de moskee. Het Zorg- en Veiligheidshuis, de politie en de reclassering stelden na bespreking vast dat hij geen extremist is, maar wel een potentieel gewelddadige eenling. Reden om hem goed in de gaten te houden.
Zorg- en Veiligheidshuis buigt zich over ‘lichte’ gevallen
Het Zorg- en Veiligheidshuis bundelt informatie om zicht te krijgen op de lichte gevallen waar zorgen over zijn, zoals de net genoemde jongen. Personen die niet nu radicaliseren, maar dat in de toekomst wel zouden kunnen doen. Als ze bijvoorbeeld door een gebeurtenis boos worden en hun woede omzetten in verkeerde acties. De zware gevallen van radicalisering gaan direct een ander traject in van de politie en het Openbaar Ministerie. Voor het Zorg- en Veiligheidshuis gaat het vaak om mensen met problemen, die doorgaans makkelijk beïnvloedbaar zijn. Sommigen hebben hulp nodig in de vorm van zorg, gedwongen zorg na (gevangenis)straf of: een mentor.
Mentorproject binnen radicalisering
Het Zorg- en Veiligheidshuis is een nieuw project gestart naar voorbeeld van het Deense AARHUS: mensen die potentieel radicaliseren worden gekoppeld aan een mentor. Het Zorg- en Veiligheidshuis heeft acht mentoren in onze regio geworven: onder meer een leraar, psycholoog en jongerenwerker. Zij zijn getraind door het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR). Doel van de mentoren is om mensen die potentieel radicaliseren beter in het leven te zetten. Met de juiste wetenschap en kennis kunnen deze mentoren hen bijvoorbeeld helpen met het omgaan met schulden door werk te vinden of met het omgaan met psychische problemen. Maar in eerste instantie is het van belang om contact te maken met die personen, want regelmatig hebben zij weinig contact met de instanties en willen dit ook niet.