“Mensen dachten dat ik bol.com was”
Kenneth van Oossanen (30) werkt bij de GHOR en overlegt normaliter met regionale zorgpartners over de voorbereiding op rampen en crises. Toen hij begin februari naast zijn reguliere werk startte met het monitoren van de ontwikkeling van het coronavirus, had hij nog geen half idee van wat hem te wachten stond. Dit is zijn verhaal:
“Ik kijk terug op de heftigste periode die ik in mijn werk heb meegemaakt. Ik rolde begin maart een wereld in die ik niet kende, die van de persoonlijke beschermingsmiddelen, pbm’s, en ben er tot op de dag van vandaag ongeveer in ondergedompeld geweest. Van de ene op de andere dag ging het bijna alleen over mondkapjes en het tekort eraan en was ik de man die erover ging.”
“Vanuit mijn positie is het frustrerend geweest om te zien hoe dingen de afgelopen periode soms in de media kwamen en wat mensen erover zeiden. Het was een rare gewaarwording: je weet als geen ander hoe het zit, je hoort dingen zeggen waarvan je weet dat ze niet kloppen, maar als dan eenmaal ook echt blijkt dat ze niet kloppen, hoor je niets meer. Tegelijkertijd heb je er wel last van, want er zijn verwachtingen gewekt. En als jij mag uitleggen dat het toch wat anders ligt, dan ben jij de gebeten hond.”
“Er waren in het land tien regiocoördinatoren persoonlijke beschermingsmiddelen. Ik was er een van, verantwoordelijk voor het opzetten van de inventarisatie en het (her)verdelen van de middelen over de zorginstellingen in Noord-Holland en Flevoland. Midden in de crisis werden de namen en nummers van alle coördinatoren verspreid onder alle instellingen. Doordat mijn nummer ‘op straat’ kwam te liggen, kreeg ik daarna talloze voor mij onbekende partijen aan de lijn. Mijn telefoon stond roodgloeiend, 24 uur per dag, zeven dagen per week. Het ene belletje na het andere, iedereen wanhopig op jacht naar beschermingsmiddelen. Ik werd platgebeld door mensen die dachten dat ik een soort bol.com was, dat ik op een berg met pbm’s zat.”
“Ik had helemaal niets, maar heb aan de telefoon wel de meest schrijnende verhalen aangehoord. Dat doet echt wel iets met je, net zoals honderden keren ‘nee’ verkopen je ook niet in de koude kleren gaat zitten. Ik ben ook heel veel bezig geweest met het bijstellen van verwachtingen. Proberen uit te leggen hoe het zat, zeggen dat wat ze hadden gehoord niet klopte, dat er niks was, dus dat er ook niks was te verdelen. Soms liepen de gemoederen in die gesprekken best hoog op.”
“Ik heb op het hoogtepunt van de crisis zoveel uren gemaakt, dat ik niet eens tijd had voor slapeloze nachten. Het hield niet op: wéér berichtjes over nieuwe mondkapjes. Wéér een oppepper. En dan de klap als het wéér niet doorging. Ik kan me herinneren dat er ineens nieuwe pbm’s Nederland binnenkwamen. Iedereen veerde op, we stonden klaar om ze te verdelen, toen ineens bleek dat de kwaliteit niet goed was. Een afknapper. Want overal waren tekorten en we wilden maar een ding: mensen helpen.”
“Deze problematiek was voor iedereen compleet nieuw. Wij zijn als GHOR een voor ons compleet onbekende wereld ingerold en ik ben vooral trots op wat we hebben neergezet. Dat gevoel overheerst. We hebben klappen gehad, we hebben ons machteloos gevoeld, gefrustreerd, geërgerd, maar we hebben ons steeds weer opgericht om ons ding te blijven doen. En dat is gelukt. Met de inventarisatietool die we hebben ontwikkeld, hadden we dagelijks actueel inzicht in de voorraden beschermingsmiddelen bij de instellingen. Daardoor hebben we toch een beetje orde in de chaos weten te scheppen. Bovendien heb ik gezien en ervaren hoe deze crisis het beste in veel mensen naar boven heeft gehaald. Samen hebben we de schouders eronder gezet. Dat was mooi om mee te maken.”