‘Herman, er zijn geen beschermende pakken meer’
Thijs Proper en Herman Smit zijn allebei 58 jaar en beiden operationeel manager Ambulancezorg bij de veiligheidsregio. De een (Herman Smit) op de post in Den Helder, de ander in Wognum. Voor alle twee domineerde tijdens de coronacrisis één zorg: de veiligheid van ‘hun’ ambulancepersoneel. Met nul besmettingen in de organisatie blikken ze terug:
Thijs: “Het was vanaf dag één onze grootste zorg: de veiligheid van onze collega’s. Onze focus lag dan ook op het voldoende op voorraad hebben van persoonlijke beschermingsmiddelen. Pakken, mondmaskers, noem maar op. Maar onze vaste leverancier kon niet meer leveren en de landelijke voorraden waren op. Met de snelheid waarin de middelen er doorheen gingen, was er een dreigend tekort. Uiteindelijk kregen we hulp uit onverwachte hoeken. Zo doneerde de oud-werkgever van een collega een grote partij overalls, kwamen tuinders langs met persoonlijke beschermingsmiddelen en daarnaast ‘ritselden’ medewerkers zelf van alles. De eerste nood was daarmee snel gelenigd, maar de situatie werd steeds nijpender. Beschermingsmiddelen waren een soort van op de bon, want er was geen voorraad. Onze reddende engel was uiteindelijk een contact waar we via-via aankwamen: een importeur van tassen uit China, die ook aan mondmaskers en pakken kon komen. Hem hebben we gekoppeld aan onze senior specialist beheer en middelen Albert Winter. Pas toen hadden we een duurzame oplossing aangeboord.”
Herman: “De zoektocht naar persoonlijke beschermingsmiddelen heeft in die beginfase op mij ook de meeste impact gehad. Ik kan me herinneren dat ik op een dag een belletje kreeg met de mededeling: Herman, er zijn geen beschermende pakken meer. Dat was slikken. Je bent machteloos, afhankelijk. We hebben met man en macht het internet afgestruind en op een gegeven moment maar besteld. Twee keer zo duur als normaal, drie keer, vier keer … het deed er niet toe. De mensen moesten veilig kunnen werken in onze ambulances.”
“Privé is de impact meegevallen. Ik kon mijn kinderen zien en ben om de twee weken op zondag bij mijn vader van 87 op de koffie gegaan. Ik wilde hem niet laten vereenzamen. Mijn vader woont nog zelfstandig, doet zelf zijn boodschappen, haalt dan vaste prik met een vriend een bakkie koffie bij de HEMA en daarna een vers visje. Dat kon ineens niet meer en dat had op hém wel veel impact.”
Thijs: “Op mijn privésituatie had de crisis niet veel invloed. Mijn kinderen wonen niet meer thuis, mijn vrouw werkt in de verpleeghuiszorg. Voor mij stopte het werk niet volledig als ik thuis kwam, al deed ik dat voor een deel ook zelf. Ik ben toch een beetje het type mensenmanager en vond het belangrijk er te zijn voor de collega’s. Dat kón in deze crisis ook, omdat veel andere dagelijkse taken wegvielen, zoals vergaderingen en overleggen buiten de deur. Het gaf voldoening en ik heb ook gemerkt dat het werd gewaardeerd. Onder de medewerkers heerste aanvankelijk best enige onrust. ‘Lekker dat je er bent’, hoorde ik dan, als ik in het weekend toch even op de post kwam wanneer ik voelde dat het nodig was.”
Herman: “Ik spreek ook voor Thijs als ik zeg dat wij ongelooflijk trots zijn op de enorme inzet van onze mensen en de manier waarop ze gedurende de coronacrisis met allerlei onzekerheden omgingen. Dat is achteraf absoluut het gevoel dat overheerst. Dat ze ook bij twijfel tóch weer dat beschermde pak aantrokken en soms 40, 50 minuten lang peentjes zwetend in die warme auto patiënten naar ziekenhuizen verder weg brachten. Hoe ze omgingen met de instructies, waardoor ze in sommige gevallen niet de zorg konden leveren die ze wilden leveren. Ze hebben veel voor hun kiezen gehad en zich fantastisch staande gehouden. De sfeer was altijd goed en iedereen deed een stapje meer als het nodig was. Die saamhorigheid is prachtig om mee te maken.”