‘Waar het kon, heb ik buiten de lijntjes gekleurd’
Piet Bruinooge (64) is burgemeester van Alkmaar en voorzitter van de veiligheidsregio. In die laatste functie heeft hij het sinds half maart op veel terreinen voor het zeggen in Noord-Holland Noord. Vanaf dat moment staat hij, zoals hij het zelf zegt, ook “24/7 op standje ‘aan’”. Hieronder doet hij zijn verhaal:
“De eerste overleggen over corona had ik met de directies van de veiligheidsregio en de GGD. Die kwamen medio februari op gang. Toen kreeg ik te horen: er waart een vreemd virus rond, we weten niet precies wat het doet en wat gaat gebeuren, maar het is goed ons voor te bereiden. Eind die maand heb ik een eerste signaal afgegeven aan de gemeenteraad. Op 12 maart kwam het kabinet met een reeks verscherpte maatregelen, de zondag erop kwamen de sluiting van de horeca, de sportclubs en de scholen daar overheen. Boem. Lockdown. Ineens zaten we in GRIP4, de hoogste alarmfase, en heb je als voorzitter van de veiligheidsregio net zo plotseling verregaande bevoegdheden. Dan denk je: ‘Oei!’”
“Het was in die fase onzekerheid alom wat de klok sloeg, ook in het regionale crisisberaad. We weten nu nog steeds niet heel veel, maar toen wisten we helemaal niets. We wisten niet wat er precies aan de hand was, we wisten niet hoe erg het zou worden. Het was navigeren in het donker. We hebben in die fase met misschien 10 procent van de kennis 100 procent-besluiten moeten nemen.”
“Het was heftig. Er heerste ongeloof, het besef wat er gebeurde, daalde bij iedereen maar langzaam in. Niemand had zoiets ooit meegemaakt. Ik was zelf net een beetje herstellende. In januari had ik er een maandje uitgelegen, zat het allemaal net even niet lekker. De huisarts had nog gezegd: begin met halve dagen. Maar dat is in dit vak gewoonlijk al niet te doen – laat staan in zo’n crisis. Inmiddels sta ik sinds half maart 24/7 op standje ‘aan’ en dat begint op te breken. De vermoeidheid slaat toe. Tegelijkertijd slaap ik slecht. De voortdurende onzekerheid blijft malen. Ik vóel de verantwoordelijk en die weegt zwaar.”
“In de crisis heb ik pijnlijke beslissingen moeten nemen, zoals het sluiten van de horeca. Maar ik heb er steeds bewust voor gekozen te laten doorgaan wat kon. Ik wilde niet doorschieten en wilde alles kunnen uitleggen. Waar het kon, heb ik buiten de lijntjes gekleurd. Bungalow- en recreatieparken bijvoorbeeld mochten openblijven als huisjes eigen toilet en sanitair hadden. Dan was er geen ‘traffic’ en geen noodzaak tot sluiting. Mijn vrouw en ik hebben zelf een klein vakantiehuis in Zeeland, dat over alle voorzieningen beschikt en waar mijn kleindochter tijdelijk verbleef met een medestudent. Zij moest terug naar haar studentenflat in Breda toen daar het besluit viel daar wél alle parken te sluiten. Dat was een beslissing waarin voor mij geen logica viel te ontdekken.”
“In onze regio hadden we de crisisorganisatie en -structuur snel op orde. Alle oefeningen betaalden zich in dat opzicht dubbel en dwars uit. Wat we echter nooit hebben voorzien, was een crisis van deze duur. Bestuurlijk zijn we daar zo pragmatisch mogelijk mee omgegaan. Ik kan als voorzitter van de veiligheidsregio niet wekelijks met 17 burgemeesters overleggen, maar ik heb wel voortdurend gespard met vijf collega’s: wat is nodig? Hoe pakken we dit aan? Wat is juist om te doen? Natuurlijk ben ik eindverantwoordelijk, maar er is niets mee mis met je oor te luisteren te leggen, collega’s erbij te betrekken en het draagvlak te onderzoeken. De verhoudingen in de regio zijn mede daardoor voortdurend goed gebleven.”
“Hoewel de gehele situatie hectisch was en voortdurend veranderde, vond ik de situatie in de zorg persoonlijk het beangstigendst. Toen het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames bleef toenemen, de IC’s overvol raakten en de situatie simpelweg nog niet beheersbaar was, heb ik me regelmatig écht afgevraagd hoe het moest als we mensen niet zouden kunnen helpen. Van alles wat ik in die periode heb gezien, heeft het beeld van de IC die ik bezocht ook de meeste indruk gemaakt.”
“Persoonlijk heb ik deze crisis ook gevoeld, net als iedereen, zou ik bijna zeggen. In mijn werk natuurlijk, maar het ergste was dat ik mijn kinderen en kleinkinderen wekenlang niet heb kunnen zien. Allemaal wonen ze in Zeeland – en in zo’n situatie is dat ver, heel ver weg. Niet kunnen bepalen waar of naar wie je toeging was een beknotting van de persoonlijke vrijheid, waarvan ik zelf vind dat die pijn deed. Je komt amper buiten de deur, ziet nauwelijks andere mensen. Thuiswerken: natuurlijk noodzakelijk, geen discussie mogelijk, maar ik zit nu al maandenlang elke dag tegen drie beeldschermen aan te kletsen. En daar ben ik geen burgemeester voor geworden, om tegen schermen aan te praten.”
“Nu de maatregelen voor een groot deel zijn versoepeld, kan en mag er meer. Aan de ene kant is dat mooi, want iedereen is eraan toe. Aan de andere kant - dat blijf ik benadrukken - is het risicovol. Want we zijn er nog niet, het virus is nog niet weg en er is heel veel ongewis. Het enige wat we zeker weten, is dat we niet weten hoe het straks gaat. Het is, in die zin, écht een bizarre tijd.”