Kermisorganisator: ‘We nemen verantwoordelijkheid en denken mee’
Edwin de Vries uit Bovenkarspel is kermisexploitant, verhuurder van toiletwagens en van mobiele waterpunten en wasbakken. Hij is daarnaast bestuurslid van de Stichting Behoud Nederlandse Kermissen, een stichting die kermissen begeleidt en als tussenpersoon optreedt naar gemeenten, veiligheidsregio en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). Nog nooit was die taak zo intensief als dit jaar, vertelt hij.
“De coronaperiode heeft een ongekende impact op de kermiswereld. Ons seizoen duurt van pakweg begin maart tot half november. Vergeleken met ‘normale’ jaren zijn tientallen kermissen weggevallen en de toekomst is onzeker. Kermisondernemingen zijn seizoenbedrijven. Het geld dat ze normaal gesproken in zeven maanden verdienen, moeten ze nu in drie maanden bij elkaar zien te krijgen. Bij velen is de nood hoog. Daarnaast komt er momenteel veel kijken bij de organisatie van kermissen.”
“Als SWNK zijn we al een jaar of tien actief. We zijn zeker in Noord-Holland Noord een bekende partij en toen het kabinet begin juli aangaf dat kermissen onder bepaalde condities weer mochten, zijn we meteen in actie gekomen. We zijn in overleg getreden met verschillende gemeenten in deze regio en hebben gesproken over mogelijkheden en voorwaarden om kermissen te kunnen laten doorgaan.”
“De kermis in Medemblik begin augustus was de eerste in Westfriesland die weer mocht. Achteraf is dat voor de regio een cruciale pilot-kermis geweest. We hebben er kunnen aantonen dat we meedenken, dat we op een veilige manier een kermis kunnen houden en dat we als kermisexploitanten onze verantwoordelijkheid nemen.”
“Medemblik zei: ‘Het mag, maar buiten het dorp, aan het IJsselmeer.’ Daarop hebben we in overleg met de gemeente en partijen zoals de GHOR een speciaal coronaprotocol ontwikkeld. Er kwam één ingang, één uitgang en een vaste looproute, aangegeven met pijlen. Bij de ingang stond een desinfectiepaal, elke attractie had daar bovenop nog een keer zijn eigen desinfectievoorziening. We hebben iedereen zo gepositioneerd dat we ook bij een kleine wachtrij bij bijvoorbeeld de oliebollenkraam de anderhalve-meterregel konden garanderen. Iedere exploitant en kermismedewerker droeg een herkenbaar hesje en bezoekers waren verplicht aanwijzingen op te volgen. Jeugd tot achttien jaar kreeg een polsbandje, omdat voor hen niet de regel van anderhalve meter afstand gold.
Er was een mobiele toiletvoorziening, buiten waren wastafels opgesteld en het gehele kermisterrein was met linten afgezet. Er stonden spandoeken met coronaregels en er werd een bandje afgespeeld met de oproep afstand te houden.”
“De kermis in Medemblik duurde vijf dagen, waarin we naar schatting 15.000 bezoekers hebben getrokken. De burgemeester is geweest, wethouders zijn komen kijken, mensen van handhaving en toezicht liepen er regelmatig rond en er stonden eigen beveiligers van de gemeente bij de in- en uitgang. We hebben louter positieve reacties gehad. Over de samenwerking, maar ook over de manier waarop we tijdens de kermis als exploitanten zijn omgegaan met onze verantwoordelijkheid en de manier waarop we zelf toezicht hebben gehouden op naleving van de regels.”
“Achteraf durf ik de stelling aan dat Medemblik de rest van de kermissen in de regio heeft ‘opengetrokken’. Sindsdien hebben we er flink wat gehad, waarbij we gebruik hebben kunnen maken van de ervaring die we in Medemblik hebben opgedaan. We konden andere gemeenten ook laten zien hoe het daar was gegaan. Elke kermis is maatwerk, maar Medemblik was wel een ‘best practice’.”
“Ik ben aan de ene kant natuurlijk blij dat kermissen weer doorgang vinden. Maar het blijft moeilijk. Ons land telt duizend kermisfamilies, het is een branche die zwaar onder druk staat, maar tegelijkertijd is de kermis wel een van de weinige overgebleven plaatsen waar je nog steeds verbroedering vindt. Dat sociaal-maatschappelijke aspect moet je in deze barre tijden niet onderschatten.”