Jerry (49): Liever een mondkapje dan een zuurstofkapje
Jerry Mast (49) uit Bovenkarspel werd begin april met coronaverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis in Hoorn. Hij lag een dikke week op de intensive care, daarna twintig dagen in coma, zag zeven weken lang zijn familie niet en hoorde achteraf dat het kantje boord was geweest. Een half jaar later is hij nog steeds op de weg terug.
“Corona heeft alles ingrijpend veranderd. Ik sta heel anders in het leven. Niet dat ik ineens een pluk-de-dag-gevoel heb, maar familie is vele malen belangrijker geworden, bijvoorbeeld. Vroeger sloeg ik nog wel eens een verjaardag over. Dat gebeurt niet meer, voor zover de huidige situatie dat toelaat. Ook het eigen gezin is belangrijker geworden.”
“Lichamelijk word ik nog dagelijks met de gevolgen van mijn ziekte geconfronteerd. Toen ik uit coma kwam, was ik de eerste dagen extreem verward. Dan wilde ik een glas water en vroeg ik om een auto. Bizar. Fysiek was ik zo verzwakt, dat ik geen laken kon optillen en mijn hoofd alle kanten op bungelde. Ik moest revalideren in Heliomare, waar ik alles opnieuw moest leren, van slikken tot lopen.”
“Het eerste herstel ging snel. Daarna hield ik zenuwpijn in mijn benen, waarvan ik nog steeds last heb. Het heeft te maken met verkalking in mijn heupen en schouders. Ik moet daaraan worden geopereerd, maar dat is er nog niet van gekomen. Door die verkalking loop ik moeizaam. Het is de belangrijkste reden dat ik nog maar beperkt weer aan het werk ben.”
“De nasleep van corona blijft in mijn ogen chronisch onderbelicht. Aan het virus gaan gelukkig niet zoveel mensen meer dood, maar over de gevolgen op lange termijn hoor ik nog steeds maar weinig. Terwijl ik denk dat we daar als samenleving nog lang niet klaar mee zijn. Ik werk nu, na ruim zes maanden, nog steeds aan mijn herstel. Een maatje dat ik in Heliomare heb leren kennen eveneens. Hij is 73 jaar, maar leeftijd zegt niets. Er lopen ook verschillende jonge mensen, onder wie een vrouw van 30 jaar die er nog veel slechter aan toe is dan wij allebei. En dit zijn nog maar de lichamelijke ongemakken van een klein aantal mensen. Ik heb het nog niet over de klappen die veel ondernemers nu en straks nog krijgen.”
“Ik weet niet hoe ik de ziekte heb opgelopen, maar de kennismaking was eenmalig wat mij betreft. Aan de maatregelen houd ik me dan ook zo goed ik kan en vrijwel onvoorwaardelijk. Dat is tegelijkertijd de enige manier waarop ik iets kan terugdoen voor de mensen in de zorg, die mijn leven hebben gered. Hoe langer het virus rondwaart, hoe lastiger en zwaarder het voor hen wordt. We kunnen alleen helpen door rekening met ze te houden. Ik doe dat waar ik kan en zo consequent mogelijk.”
“Dat corona in de samenleving als een splijtzwam werkt, vind ik erg om te zien. De meeste moeite heb ik met de mensen die polariseren, die een soort ‘cherry picking’ doen uit de hele berg met informatie die beschikbaar is en gebruiken wat ze uitkomt. Ik ben niet iemand die anderen meteen corrigeert of snel in discussie gaat, maar als ik de kans krijg mijn eigen verhaal te vertellen, dan doe ik dat en dan zijn mensen in de regel onder de indruk. Dan heeft het ook wel impact als ik zeg: ‘Liever een mondkapje dan een zuurstofkapje’.”
“Als je mij vraagt wat ik het meeste mis, dan is dat ‘het gewone’. Sociaal contact, een arm om iemand kunnen heenslaan, de gezelligheid. In breder verband hoop ik vooral dat we straks als samenleving minder tegenover elkaar staan.”
“Van mijn periode in coma staat me niets bij. Ik weet dat iemand in een roze shirtje boven me hing en zei: ‘We gaan goed voor je zorgen’. Toen ging het lichtje uit. Dat ik op het randje van de dood heb gebivakkeerd en hoe ongelooflijk heftig en ingrijpend die periode voor mijn omgeving is geweest, heb ik pas later gehoord. Het enige wat ik me herinner zijn heldere dromen, waarin ik in een helikopter de wereld overvloog op zoek naar een ziekenhuis. Heel realistisch, met prachtige kleurrijke beelden, waarin ik de wind door mijn haren voelde gaan en warmteverschillen voelde.”
“De verhalen over die periode hebben diepe indruk op mij gemaakt. Bijna net zo onuitwisbaar is de herinnering aan het moment dat ik eind afgelopen jaar op de intensive care in Hoorn terugkeerde, omdat mijn vader er vanwege een darmperforatie aan de beademing lag. Hij is uiteindelijk overleden. Een verpleegkundige herkende me, vond het geweldig me terug te zien en nam me mee naar haar collega’s om daar te vertellen hoe het mij was vergaan. Voor hen was het denk ik een moment waarop ze zien waarvoor ze het allemaal doen. Het was confronterend om er te zijn, maar die ontmoeting maakte het tegelijkertijd heel bijzonder.”